De ratten werden verdeeld in verschillende groepen, waarbij sommige groepen werden blootgesteld aan alleen RF-straling, sommige aan alleen ioniserende straling en sommige aan beide. De onderzoekers vergeleken vervolgens de overlevingskansen, gewichtsveranderingen en eet- en drinkgewoonten van de ratten. De overlevingskansen van de ratten die aan ioniserende straling waren blootgesteld waren beduidend lager dan die van de controlegroep, of ze nu voorafgaand aan RF-EMV waren blootgesteld of niet. RF-EMV straling alleen gaf geen betekenisvol effect op de overlevingskansen. Voedsel- en waterinname werden ook significant beïnvloed door blootstelling aan zowel voorafgaande RF blootstelling als aan blootstelling aan ioniserende straling. Opvallend was dat het opwekken van een adaptieve respons (AR), waarbij voorafgaande blootstelling bescherming biedt tegen latere schade, afhankelijk lijkt te zijn van een bepaald niveau van schade. Dit kan verklaren waarom de AR niet werd waargenomen in het experiment.
Deze studie heeft echter een aantal beperkingen in zijn experimentele opzet. Zo gebruikten onderzoekers een wifi routersysteem en een GSM om hun ratten bloot te stellen. Dit is echter geen geschikt blootstellingssysteem voor labostudies, omdat de werkelijke blootstelling van de dieren heel moeilijk te controleren valt. Daarnaast is het op basis van de tekst niet duidelijk of de negatieve controle conditie correct werd behandeld. In studies naar RF-EMV wordt doorgaans een “sham” exposure gebruikt, waarbij de dieren op exact dezelfde manier behandeld worden, maar zonder blootgesteld te worden. In deze studie is het niet duidelijk of dit gebeurd was. Zo is het mogelijk dat het plaatsen van de kooien onder het blootstellingssysteem bijvoorbeeld stressniveau verhoogd omwille van omgevingsfactoren (geluid, licht, etc.). Dit kan een verstorende factor zijn in de interpretatie van de resultaten. Daarnaast werden de testen niet blind uitgevoerd, waardoor een mogelijke (onbewuste) verandering kan worden teweeg gebracht door de onderzoekers bij het analyseren of blootstellen van de stalen, wat dan weer een vertekening in de resultaten kan geven. Er werden ook geen lichaamstemperatuursmetingen gedaan op de ratten zelf, waardoor verhittings-gerelateerde verschijnselen ook niet uitgesloten kunnen worden.