Mannelijke muizen werden gedurende 28 dagen en 4 uur per dag blootgesteld aan EMV op 2650 MHz. Vervolgens evalueerden de auteurs de effecten van deze blootstelling op het gedrag (inclusief angst) en het ruimtelijke geheugen van de muizen. De auteurs gebruikten verschillende tests waarbij de muizen onder stress werden geplaatst en geobserveerd werden (bijvoorbeeld de tijd die in open of gesloten gangen van een labyrint met vier gangen werd doorgebracht). Een immobiliteitstest waarbij de muizen bij hun staart worden opgehangen, werd ook uitgevoerd om depressief gedrag te beoordelen. De auteurs gebruikten ook een test waarbij de muizen een oefening moeten uitvoeren om hun leervermogen en geheugen te evalueren (een waterlabyrint waarbij de tijd die het dier nodig heeft om een onderwaterplatform te vinden wordt getimed). De onderzoekers voerden ook analyses uit van de weefsels en cellen in de hersenen van de muizen, evenals analyses van hun bloed (serum). De onderzoekers vergeleken de aan EMV blootgestelde muizen met een andere groep niet-blootgestelde muizen: de controlegroep.
De resultaten wezen op significante verschillen tussen de twee groepen voor sommige van de uitgevoerde tests en analyses. Zo was de afstand die de muizen in het labyrint aflegden bij de blootgestelde groep aanzienlijk korter dan bij de controlegroep. Soms werd geen significant verschil waargenomen tussen de blootgestelde groep en de niet-blootgestelde groep. Dat is het geval bij de immobiliteitstest.
De auteurs concluderen dat blootstelling aan EMV op 2650 MHz (onder studieomstandigheden) geen significant effect heeft op het ruimtelijke geheugen van de muizen en dat de blootstelling zou kunnen worden geassocieerd met angstgedrag bij de muizen. Ze besluiten niet dat er een relatie is met depressie bij de muizen. Tot slot onderstrepen de onderzoekers de noodzaak om meer studies uit te voeren om deze resultaten te bevestigen.
Deze studie voldoet aan bepaalde kwaliteitscriteria. Zo is de blootstelling van de muizen aan EMV representatief voor de EMV die door mobiele telefoons wordt uitgestraald. Ze is dus representatief voor een reële situatie. Een controlegroep die aan dezelfde omstandigheden werd onderworpen (met uitzondering van de blootstelling aan de EMV) werd in het onderzoek opgenomen. Hierdoor kan een vergelijking met de blootgestelde groep worden gemaakt. Bovendien herhaalden de auteurs hun experiment op drie verschillende groepen muizen.
Toch kunnen we een belangrijke methodologische beperking vaststellen. De tests werden immers niet blind uitgevoerd, dat wil zeggen zonder dat de onderzoekers wisten of de muizen “blootgesteld” of “niet-blootgesteld” waren. Dit is een belangrijke beperking, want blind werken maakt het mogelijk om de mogelijke, zelfs ongewenste, invloed van de proefnemer op de resultaten uit te sluiten.
Kortom, deze studie alleen wijst niet op een effect op het gedrag van de dieren. Bovendien moet worden opgemerkt dat er belangrijke verschillen zijn tussen muizen en mensen.